Einde van de procedurecarrousel in zicht of geeft de decreetgever een extra ticket voor een nieuw ritje?

De achtergrond

In het Vlaams parlement ligt een voorstel op tafel om het belang dat een verzoeker moet hebben om een procedure voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) in te leiden, te verstrengen.

Deze wijziging is een uitvoering van het regeerakkoord 2019-2024 waarbij de meerderheidspartijen zich ertoe verbonden een geschillenbeslechting door de RvVb op redelijke termijn mogelijk te maken. Daarbij moet een halt toegeroepen worden aan de carrousel waarbij in bepaalde dossiers vernietigingsarresten en beroepsprocedures elkaar opvolgen. Het louter procederen omdat men iets niet in zijn achtertuin wenst, wordt bemoeilijkt. Bovendien zou de bestuursrechtspraak ook beter afgestemd worden op de noden van het investeringsklimaat.

Waarover gaat het?

Eén van de wijzigingen die daarvoor doorgevoerd zullen worden, is het verfijnen van ‘het belang’ dat een verzoeker moet hebben om een procedure in te leiden voor de RvVb. Dit vereiste belang is niet nieuw. De contouren die de decreetgever daarvan vastlegt wél.

In het ontwerpdecreet worden drie situaties onderscheiden waarbij de aangevoerde onwettigheid niet tot een vernietiging aanleiding kan geven. De bepalingen zijn niet cumulatief van toepassing. Eén situatie volstaat om het gebrek aan belang in te roepen.

1. De belangenschade

Wanneer de verzoeker geen persoonlijk nadeel ondervindt door de schending die hij inroept, kan hij zich daar niet op beroepen om de beslissing aan te vechten. Is de aanplakking van een vergunning bijvoorbeeld niet correct gebeurd, maar er is wél tijdig een bezwaar ingediend, dan heeft de verzoeker geen belang bij deze foute aanplakking.

2. De relativiteitseis

Indien de schending van de rechtsregel waarop verzoeker zich beroept, niet tot doel heeft zijn belangen te beschermen, is dit niet voldoende om de beslissing aan te vechten.
Zo zal het bezwaar van omwonenden tegen een gepland speelterrein wegens geluidsoverlast, waarbij zij zich baseren op de regels van de kinderopvang (ter bescherming van de kinderen), niet voldoende zijn om de nietigheid te bekomen. Dit is evenmin het geval als een niet-omwonende bezwaar aantekent tegen het bouwen van windturbines op basis van het niet respecteren van de veiligheidsvoorschriften, terwijl hij zelf geen veiligheidsrisico’s loopt.

3. De attentieplicht

De ingeroepen onwettigheid kan niet voor het eerst worden aangevoerd voor de RvVb. Indien dit niet eerder werd opgeworpen in de administratieve procedure, dan kan de verzoeker zich er ook later niet meer op beroepen.

Deze bepaling doet denken aan de eerdere poging om de proceduremogelijkheid te verstrengen*, die bij arrest van 14 maart 2019 door het Grondwettelijk Hof werd vernietigd.

Op advies van Raad van State werd deze bepaling dan ook verder geduid. Het louter niet-inroepen van de onwettigheid in de administratieve procedures zal niet volstaan om tot onontvankelijkheid te besluiten. Het moet gaan om een ‘kennelijk verzuim’ van de verzoeker. Wat erop neerkomt dat er sprake moet zijn van onachtzaamheid of een duidelijke nalatigheid.

Bovendien moet dit ‘kennelijk verzuim’ gebeuren op ‘het nuttige ogenblik waarop het kon worden aangevoerd tijdens de bestuurlijke procedure’. Dit komt erop neer dat het moet worden opgeworpen op een moment waarop de beslissende overheid de eventuele gebreken in de procedure nog kan rechtzetten en deze onwettigheid dus nog geen definitief nadeel heeft berokkend.

Hoewel de decreetgever hier duidelijk een vlottere rechtsbedeling voor ogen heeft, stelt zich de vraag of vooral deze attentieplicht de poort niet wagenwijd openzet naar verschillende interpretaties.

De onderscheiden situaties zijn niet van toepassing bij de schending van rechtsregels die de openbare orde aanbelangen. Deze kunnen steeds worden opgeworpen, ook ambtshalve door de raad.

Wat met het algemeen belang?

Vermelde bepalingen hebben tot gevolg dat individuele burgers zich niet (meer) uitsluitend kunnen beroepen op bijvoorbeeld een algemene bezorgdheid om de luchtkwaliteit of het milieu om op te komen tegen een vergunning. Verenigingen kunnen zich wel beroepen op een collectief belang om onwettigheden aan te voeren. Daarbij moeten de andere vereisten ook voldaan zijn: het moet gaan om een collectief belang dat zij beogen te beschermen en het moet tijdig worden ingeroepen.

Deze verenigingen vrezen dat met de nieuwe regeling het protest tegen vergunningen op grond van het algemeen belang zal bemoeilijkt worden en dreigen ermee naar het Grondwettelijk Hof te stappen indien deze zou worden goedgekeurd in het parlement.

Het ontwerpdecreet dat nu voorligt, werd reeds twee keer gunstig geadviseerd door de Raad van State. Het werd goedgekeurd in de bevoegde parlementaire commissie op 27 april 2021 en zal weldra ter stemming worden voorgelegd aan het parlement.

Afwachten of dit meer rechtszekerheid zal bieden, dan wel aanleiding zal zijn tot de aangekondigde procedure voor het Grondwettelijk Hof.

Meer weten? Voor al uw vragen over deze materie kan u terecht bij Marlex advocaten (www.marlex.be of mail naar els.derammelaere@marlex.be).
Hulp nodig? Team Overheid & Omgeving staat voor u klaar om uw dossier op een juridisch verantwoorde en persoonlijke manier te begeleiden.
Opleidingen? Wenst u een opleiding op maat over dit thema in uw onderneming? Of wenst u een Lunch & Learn bij ons op kantoor bij te wonen? Neem contact met ons op of hou onze website in de gaten (www.marlex.be)!

 

 

* Het betrokken publiek kon in beginsel enkel beroep instellen tegen een vergunningsbeslissing indien het deelnam aan het openbaar onderzoek door middel van een gemotiveerd bezwaar. Het Grondwettelijk Hof vernietigde deze bepaling omdat dit beoordeeld werd als een beperking van het gewaarborgd grondwettelijk recht van toegang tot de rechter.