Dreigen met procedure vormt niet noodzakelijk afpersing

In een vorige nieuwsbrief (“Bedrijven en omwonenden: het blijft een moeilijk huwelijk”) hadden wij het reeds over het spanningsveld dat kan ontstaan tussen omwonenden en de uitbating van een bedrijf. Wederzijdse klachten en schadeclaims vormen daarbij geen uitzondering.

In het geval van het hieronder besproken arrest werd het bedrijf onder druk gezet om een bepaald (aanzienlijk) bedrag te betalen, zo niet zou men alle mogelijke procedures starten die de bouwwerken/exploitatie kunnen blokkeren. De vraag stelt zich of de klagende buur in zo’n geval voor de strafrechter op het matje kan geroepen worden voor afpersing.

Deze vraag dient volgens het Hof van Cassatie negatief beantwoord te worden. Het Hof van Cassatie oordeelde in haar arrest van 16 juni 2015 als volgt:

“Een aanpalende buur die ermee dreigt alles in het werk te stellen om de uitvoering van een stedenbouwkundige vergunning te verhinderen, tenzijin het kader van een dadingovereenkomst een aanzienlijk hoog bedragwordt betaald, maakt zich niet schuldig aan het misdrijf afpersing. 

Wie dreigt met een rechtsvordering maakt zich immers principieel niet schuldig aan het misdrijf afpersing, zelfs indien die rechtsvordering een tergend of roekeloos karakter zou hebben. Enkel omwille van de concrete omstandigheden waarin de feiten plaatsvinden, of omwille van de persoon van het slachtoffer, kan er toch sprake zijn van strafbare afpersing. 

Behoudens in bijzondere gevallen die te maken hebben met de concrete omstandigheden waarin de feiten plaatsvinden of met de persoon van het slachtoffer, is er geen bedreiging in de zin van de vermelde bepalingen wanneer het vermeende slachtoffer een beroep kan doen op wettelijke middelen om de dreiging te doen ophouden of af te wenden, wat het geval is wanneer hij zich kan verdedigen voor de rechters voor wie de vermeende afperser dreigt de rechtsvorderingen in te stellen. Het enkele feit dat die rechtsvorderingen overdreven of ongerechtvaardigd zouden zijn, doet daaraan geen afbreuk.” 


Hieruit moet worden afgeleid dat er slechts uitzonderlijk sprake zal zijn van afpersing, bijvoorbeeld wegens de zwakheid van de onder druk gezette ondernemer of wegens de begeleidende omstandigheden. Immers, in de andere gevallen heeft de onder druk gezette ondernemer de mogelijkheid zich in rechte te verweren wanneer een omwonende de daad bij het woord voegt.
Auteurs
Gregory Vermaercke
Gregory Vermaercke